René Glaser: kunstenaarschap en techniek

Glaser is een graficus pur sang. In het kundig werken met diverse druktechnieken, om te komen tot een origineel werk, is hij een meester. Voor het vastleggen van beelden in een drukvorm gebruikt hij technieken zoals o.a. etsen en linogravures.

Later ook schilderingen met drukinkten, (monotypes), schilderijen en niet te vergeten zijn driedimensionale werken in de vorm van, de door hem genoemde, ‘Constructivos’ In de manier waarop hij deze technieken toepast in zijn vele project-uitwerkingen bewijst hij hoe goed geschoold hij is en op welke unieke wijze hij gebruik maakt van zijn ambachtelijk vakmanschap.

René Glaser

In Maastricht op het adres Jodenstraat 22 is het Drukkunstmuseum gevestigd. Deze drukkerij van rond 1900 is te bezichtigen en wordt tevens gebruikt als het ‘levend museum’ van René Glaser.

In het Museum valt naast de vertrouwde, vaste collectie het werk te bezichtigen van René Glaser, initiatiefnemer en oprichter van het museum.

René Glaser (Doetinchem, 24-10-1949) is sinds 1968 zelfstandig werkzaam als beeldend kunstenaar. Hij doorliep zijn opleidingen achtereenvolgens aan de St. Joost Academie in Breda, De Nederlandse Film Academie in Amsterdam en De Jan van Eyck Academie te Maastricht.

Neogotische slotkapel bij het museum

Na ruim vijftig jaar is Glaser de schepper van een oeuvre met een monumentaal karakter. Niettegenstaande de onderlinge verschillen, zijn de tentoongestelde werken variaties op eenzelfde thema. Centraal in de wereld van Glaser staat de Inspiratie. Stelselmatig heeft hij de werking van dit mysterie aan onderzoek onderworpen. Het motief en de muze van de schilder en graficus Glaser is aldus de inspiratie zelf.

De tentoonstelling past wonderwel in de Neogotische slotkapel. Dit deel van het huidige Museum werd rond 1850 opgetrokken door Carl Weber, een Duitse architect en tijdgenoot van de beroemde Limburgse bouwmeester Pierre Cuypers. De opdracht werd hem verstrekt door Monseigneur Rutten, een Maastrichtse priester, die de kapel toewijdde aan de Heilige Geest. Zo spreekt het verleden alsnog terzijde tot het heden: Het is niet de inspiratie die zelf creëert, maar de H. Geest die inspireert.

Maas bij Maastricht

In Glasers wereld komt kunst voort uit de verveling. Al vroeg - in 1970 - bracht hij deze opvatting onder woorden in een tweetal manifesten: de ‘School Der Verveling’ en de ‘Wereld Van Losse Gedachten’. Overwachts speelt hierin de praktijk van het staren een opmerkelijke rol. Het blijkt een methode om de blik van buiten naar binnen te richten tot het moment suprème waarop, in Glasers termen, de verbeelding wordt aangetokkeld.

De jaren negentig stonden in het teken van deze werkwijze in combinatie met een ‘Natureingang’. De Pietersberg en de Lichtenberg aan de rand van Maastricht, de oude hoeve Slavante en de rivier de Maas werden zijn geliefde ‘staringsvelden’.

De natuur gaat bij uitstek functioneren als katalysator voor de inspiratie. Het resultaat was een groot aantal landschappen. Geen realistische, maar fantasmagorische voorstellingen, uit het onbewuste opborrelende beelden en dromerige herinneringen. Zij tonen niet alleen Glasers verlangen naar vervreemding, maar ook zijn voorliefde voor de monotype, een razendsnelle druktechniek, waarmee hij de eerste, prille flitsen van zijn verbeelding onmiddelijk kan registreren.

Fantasmagorische voorstelling

De bovenzaal en het trappenhuis laten expressionistisch werk zien uit de jaren zeventig en tachtig, de benedenzaal romantisch werk uit de jaren negentig. In elk van de drie ruimtes demonstreert Glaser één aspect van zijn kunnen. Drie vormen van verzet tegen verveling: denken, fantaseren en verlangen. Samen zijn het in Glasers eigen woorden de ‘hoedanigheden van de inspiratie’.

De kunst van een schilderende denker neigt van nature naar symbolisme. In de voorstellingen van Glaser figureren dan ook vertrouwde symbolen als de zandloper (tijd), de slang (lust), de vogel (vrijheid) en het paard (vitaliteit).

Nog karakteristieker zijn zinnebeelden als het vloedbos (onbewuste), het gespleten uurwerk (herinnering), de traptreden (verheffing) en het raderwerk (gedachtengang).

De mechanische trap

Gelijkvloers hangt bijvoorbeeld de monotype ‘Acqua Paessagio’ (1990), waarop een schilderachtig scheepje (de idee) een welgevormd oerbos (de hersenen) binnen vaart. De trap naar boven voert langs zowel de ‘Aanslag’ (1986 ) als het ‘Wafelraam van Antwerpen’ (1983), pendanten die bedoeld zijn om de ondergang en de opstanding van de fantasie te symboliseren.

Zoals ‘Perpetuum Mobile Tempo’ (1989), een zinspeling is op de tijd en de ‘Kasteeltuin van Eysden’ (1983) op het gevoel, zo verwijst ‘De Philosopher’ (1996) naar het denken. In hogere sferen overziet de denker zijn theorieën, verklaringen, ontdekkingen en uitvindingen, constructies, analyses, angsten en zijn wisselwerking met de buitenwereld. Het totale complex van zijn overpeinzingen wordt door Glaser ‘De Gedachtenmechanica’ genoemd.